Rijm spelletje
Ik volg een vrouw die een mooie, fleurige jurk aan heeft. Zij wandelt al zwier en zwaaiend door een bloemenveld. Het veld gaat over in een bos. In dit bos zie ik een huisje met een hele mooie versierde boog entree. De houten deur heeft een ouderwetse deurklopper. Deze kan praten en vraagt mij om iets weg te doen, zodat de deur opengaat. Ik gooi over mijn rechterschouder “ik denk te weten wat jij denkt”. De deur gaat open. Ik loop alleen door de deuropening. Van binnen is het geen houten huisje, maar een heus kasteel. Blinkend goud, zilver, parelmoer, glitter, glas en marmeren vloeren. Een klein, achtjarig meisje komt naar me toe gelopen. Ze wil spelen en plezier maken. We glijden samen al “schaatsend” over de vloer. Het meisje vertelt mij dat ik oordeelloos kan zijn als ik dat wil. Ik geloof haar. We doen samen nog een rijm spelletje en zeggen o.a. het is fijn om onbevooroordeeld te zijn. Ik neem afscheid en ga via het bos door het bloemenveld via een magische poort weer naar de realiteit.
Mijn (gouden) hart
Ik ben helemaal in het wit gekleed en loop door een bloemenveld richting een verbijsterend, bijzonder mooi huis van glas en staal. Eenmaal bij het huis aangekomen blijkt het geen glas te zijn, maar zijn het spiegels. Ik zie mezelf staan al zoekend naar de deur. Nadat ik de deur heb gevonden komt er een eng uitziend mannetje via de deur naar buiten gelopen. Het blijkt de zwarte Boeddha van de liefde te zijn. Hij sluit de deur achter zich en gaat pontificaal voor de deur staan. Ik zeg dat ik naar binnen wil. Het mannetje antwoord dat ik dan eerst mijn ziel moet geven aan hem. Ik ben verbaasd en sta verbouwereerd te kijken. Dat kan toch helemaal niet antwoord ik uiteindelijk. Oh jawel hoor, zegt hij. Hoe dan? Vraag ik hem. Op zijn advies geef ik hem mijn echte, kloppende hart (note: terwijl ik dit doe blijf ik gewoon in leven). Het mannetje eet mijn kloppende hart op. Ik sta ontstelt en afkeurend te kijken. Opeens verschijnt mijn kloppende hart in een glazen vitrinekast naast het mannetje. Er staat zelfs een bordje bij met daarop ‘Hart van Marjolein’. Al snel gaat de deur open en ik loop er doorheen. De eerste kamer die ik betreed is zo groot als een kathedraal. Groot, open en ruim. Lichte kleuren. Glas-in-lood ramen met vriendelijke engelen die tot leven komen. Ik loop door naar een tweede kamer. Er is een mooie vrouw, ook in het wit, die mij een gouden hart geeft. Ze vertelt mij dat ik meer naar mijn intuïtie mag luisteren, dat ik oké ben en mezelf mag zijn. Mijn kern is zuiver. Al snel wordt ik weer naar buiten geroepen en neem mijn gouden hart met/in me mee.
Geschreven door: Marjolein Wagener